Bombarie om een Bunker

`Als ik niet deksels goed uitkijk, lig ik dadelijk op mijn gezicht!' bromde Arie Roos.
Een onwaarschijnlijk dikke jongen, met peenrood haar en een buik, die eruitzag of die tot maximum spanning was opgepompt, wandelde over de hobbelkeien van een kanaalkade in België. Links van hem lag een reeks aaneengebouwde en nogal verveloze huizen, met hier en daar een winkel en in het midden een grauwstenen, barak-achtig gebouw van de Rijkswacht, zoals de politie in Belgische dorpen heet. Een eindje daar vandaan was een smederij, waarvoor een jonge vent in een gele overall bezig was, een stuk ijzer te lassen aan een ploeg, met een regen van rossige vonken wegspattend over de hobbelkeien. Rechts van de dikke jongen liep het kanaal - kaarsrecht en van de kade gescheiden door een gemetselde muur van ongeveer een meter hoogte, van boven afgedekt met platte blokken hardsteen. Boven op die kademuur, zowat recht tegenover de smederij, zat een oude man te vissen; zijn benen bungelend boven het kanaalwater en een oud, vies hoedje op het hoofd. En een meter of tien vóór die visser stond een bijna splinternieuwe, lichtgrijze Ford geparkeerd, met een Hollands nummerbord. De dikke jongen gaf een luide brul, zo luid dat de lassende smid omkeek en de visser bijna van schrik in het kanaal tuimelde.
'Heidaar! Luiwammesen! Zou je niet eens komen helpen?' Er gebeurde niets. De dikke jongen vorderde half wankelend en half struikelend, want hij kon moeilijk zien, waar hij precies liep.

[...]

Het bleek alras, dat er vanaf Humbeek maar aan één zijde een weg liep langs het Brussel-Antwerps kanaal. En die weg lag aan de overzijde. Helaas was er nóch naar de Antwerpse, nóch naar de Brusselse richting een brug te bekennen. Bij navraag bleek alras, dat de dichtstbijzijnde brug vier kilometer verderop lag... maar de verkeerde kant uit. Zij reden derhalve die vier kilometer terug aan dezelfde zijde van het water... rolden de brug over... en waren toen acht kilometer verwijderd van het doel van hun tocht. De lucht was intussen alsmaar lager komen hangen en de grijze, vettige wolkengevaarten schenen nu zo dicht boven het dak van de Ford te drijven, dat ze bijna met de hand konden worden gepakt. Bovendien werd het nu snel donker... geen wonder overigens, want het was kwart over zes in de avond. Bobbie Evers, die aan het stuur zat, knipte de lichten aan en de Ford begon weer vaart te zetten... over een smalle en slecht onderhouden weg met aan de ene zijde het kanaal en de andere kant volkomen vlak weiland met hier en daar een boom.

(de foto's zijn gemaakt in 2004. Ten tijde van dit boek was er geen brug in Humbeek. Deze is rond 1975 aangelegd. In 't verleden was er wel een sluis waar men overheen kon, deze schijnt rond de oorlog verwoest te zijn. De foto's in 't onderste stuk tekst is van de verbrande brug te Grimbergen. Deze ligt enige kilometers richting Brussel. De brug bij "acht kilometer verwijderd" is de brug van Humbeek gezien vanaf de brug bij Grimbergen.)

<--terug